fbpx

Bewegend leren in een educatieve setting

Wat zijn de voordelen van bewegend leren? Hoe pas je als ouder de Flashcards toe om bewegend te leren? En wat is het effect op een kind doordat hij of zij bewegend leert? De antwoorden op deze vragen worden hieronder behandeld.

Bewegen zit in de natuur van kinderen. Alleen daarom leren ze spelend veel makkelijker dan wanneer ze op een stoel moeten blijven zitten.

Achtergrond
Bewegend leren heeft meerdere voordelen. Ten eerste heeft het indirect een positieve invloed op de leerresultaten van kinderen. Dit komt omdat het positieve invloed heeft op de hersenstructuur en hersenactiviteiten. Deze positieve invloed op de hersenen pakt goed uit voor het doelgericht uitvoeren van taken en alles wat daarvoor nodig is. Denk aan: planning, structuur aanbrengen, self monitoring, mentale flexibiliteit en het inhiberen van ongewenste impulsen. Profiteren jongens en meisjes vergelijkbaar van bewegend leren? Op deze website vind je meer informatie daarover.
 
Ten tweede zit bewegen in de natuur van kinderen. Alleen daarom leren ze spelend veel makkelijker dan wanneer ze op een stoel moeten blijven zitten. Bovendien is bewegen gezond, krijgt een kind bij een combinatie van leren en bewegen een betere concentratie, geeft het plezier aan zowel de begeleider als het kind, is een lichaam gemaakt om te bewegen en krijgt een kind door bovenstaande voordelen ook een beter zelfbeeld.
Op deze website kun je meer lezen over de voordelen van bewegend leren.

De Viertakt van Verhallen.

Toepassen
De Flashcards kunnen ingezet worden door middel van De Viertakt van Verhallen. Hierin is de eerste fase het voorbewerken. In deze fase gaat het om het activeren van de voorkennis en om het betrokken maken. Direct daarna volgt de fase semantiseren, hier wordt de betekenis van het woord of de woorden verduidelijkt. Dit gebeurt niet los, maar in de context waarin het woord aan de orde is. De kinderen begrijpen vanaf dit moment de woorden, maar ze moeten de woorden ook nog onthouden. Daarvoor is de fase consolideren. Deze fase houdt in het inoefenen van het woord. Het consolideren gaat net zolang door totdat het kind alle woorden een plek heeft gegeven in het netwerk van zijn of haar woordenschat. Om te weten of dit woord leerproces geslaagd is, ga je de laatste stap in, namelijk het controleren.
Hierdoor weet je of het kind het woord heeft onthouden. Op deze website kan je meer informatie vinden over De Viertakt van Verhallen en onderaan deze blog ziet u per fase 2 voorbeelden van hoe De Viertakt van Verhallen is toe te passen met de Flashcards!
 
 

Het doel wat In A Flashcard heeft is dan ook dat 80% van alle woorden in de BAK-lijst in de kaarten wordt verwerkt.

Effect
In elk thema wat wordt behandeld en uitgebracht bij In A Flashcard is minimaal 80% uit de BAK-lijst (dit is De Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters). Bij een set van 10 kaarten zouden 8 kaarten dus terug te vinden zijn in deze lijst.
Het doel wat In A Flashcard heeft is dan ook dat 80% van alle woorden in de BAK-lijst in de kaarten wordt verwerkt. Wat weer betekent dat wanneer een persoon alle thema’s van de kaarten zou kopen een peuter een brede woordenschat zou opbouwen en hiermee een voorsprong heeft en/of winst behaald eenmaal op de basisschool.
 

Er kan dus gesteld worden dat bewegend leren meerdere voordelen heeft. Het heeft een positieve invloed op de leerresultaten, bewegen zit in de natuur van kinderen, het is gezond, een kind krijgt bij een combinatie van leren en bewegen een betere concentratie, het geeft plezier aan zowel de begeleider als het kind, een lichaam is gemaakt om te bewegen en een kind krijgt door bovenstaande voordelen ook een beter zelfbeeld. De Flashcards kunnen ingezet worden door middel van De Viertakt van Verhallen. Hieronder zie je bij elke fase hoe je dit kunt doen. Het effect wat wordt bereikt is dat een peuter 80% van de BAK-lijst onder de knie heeft na het leren van alle thema’s. Hiermee heeft het kind een voorsprong en/of winst behaald eenmaal op de basisschool.

 
 

Fase

Praktijkvoorbeelden

Voorbewerken

Voorbeeld 1:
De pedagogisch medewerker loopt de kamer binnen met een zak kleding en de My World kledingset. Zij of hij zegt ‘wat veel kleding heb ik meegenomen’. En begint de kleding uit de tas te halen en te verspreiden over de grond. Terwijl ze dit doet noemt de pedagogisch medewerker bij elk kledingstuk de naam en verwerkt deze in een zin. Zoals deze broek is mij te klein of dit shirt vind ik geen mooie kleur hebben.
 
Voorbeeld 2:
De pedagogisch medewerker loopt de kamer binnen met verf, kwasten en de kleuren set. Zij of hij zegt ‘wat heb ik veel verschillende kleuren meegenomen en alle bijpassende verf heb ik ook mee’. De medewerker verspreid de verschillende verfpotjes over de tafel en noemt per potje de naam van de kleur.

Semantiseren

Voorbeeld 1:
Daarna gaat de pedagogisch medewerker vertellen waar elk kledingstuk hoort. Zo zegt hij of zij ‘deze sokken horen om mijn voeten om ze lekker warm te houden’ en wijst tegelijkertijd naar zijn of haar voeten.
 
Voorbeeld 2:
De medewerker gaat nu de kleuren verf 1 voor 1 laten zien op een stuk papier wat hangt aan het bord. Terwijl de medewerker verft vraagt hij of zij aan de kinderen of ze de kleur na kunnen zeggen wanneer deze op het papier zit en de pedagogisch medewerker de naam van de kleur heeft benoemd.

Consolideren

Voorbeeld 1:
Nadat het duidelijk is voor de kinderen wat de kaartjes zijn en wat de kledingstukken inhouden gaat de pedagogisch medewerker echt aan de slag met de kaartjes. De medewerker vraagt aan een kind om naar de juiste kledingstuk te lopen met de kaart waar het jurkje op staat
afgebeeld. De kinderen koppelen op deze manier de kaartjes bij de juiste kledingstukken.
 
Voorbeeld 2:

Hierna mogen de kinderen zelf proberen om te kaartjes bij de juiste kleur verf te hangen met wat buddy. De medewerker vraagt dus aan de kinderen welk kaartje bij welke kleur hoort en laat de kinderen naar dit kaartje lopen.

Controleren

Voorbeeld 1:
Om te controleren of alle hierboven genoemde stappen zijn opgeslagen kunnen ze samen de kleding opruimen. Hierbij kan de pedagogisch medewerker opdracht geven om een specifiek kledingstuk door een kind te laten oppakken en in de tas te stoppen.
Bijvoorbeeld: ‘Anna zou je de shorts in de tas willen stoppen’?
 
Voorbeeld 2:
Om te controleren of alle hierboven genoemde stappen zijn opgeslagen kunnen ze samen de kaartjes opruimen. De medewerker vraagt dan bijvoorbeeld: ‘Tom zou jij de groene kaart willen weghalen en de volgende kleur benoemen die iemand anders weg mag halen’. En op die manier gaan de kinderen door totdat alle kaartjes zijn opgeruimd.

Geef een reactie

struggling to come up with new memory-makers? we’ve got your back!

we are building up a library of no-prep activities that you can randomly pop into your busy day with your little one.

This website uses cookies to ensure you get the best experience on our website.

%d